De CDNA heeft recent een aantal dossiers afgerond waarvan de uitkomsten nadere toelichting verdienen.
Grote Tafeleend aanvaard als nieuwe soort voor Nederland
Een relatief eenvoudig geval betrof de Grote Tafeleend Aythya valisineria die van 31 mei tot 2 juni verbleef in de Nieuwe Driemanspolder bij Zoetermeer, Zuid-Holland, en van 2 tot (ten minste) 28 juni op Vogelplas Starrevaart bij Leidschendam, Zuid-Holland. Het betrof een tweede-kalenderjaar mannetje dat optrok met Tafeleenden A ferina. Dankzij het lange verblijf met goede waarnemingsmogelijkheden en de uitstekende fotografische documentatie was de determinatie eenvoudig zeker te stellen en kon ook de pitfall van een hybride Grote Tafeleend x Tafeleend A valisineria x ferina (die soms erg op een zuivere vogel kunnen lijken) worden uitgesloten. Iets lastiger was het bepalen van de status omdat deze soort een troebele geschiedenis heeft in Nederland, met de beruchte vogel met wing-clip (van onbekende herkomst) in de duinen bij Castricum, Noord-Holland, in de winters van 2003 en 2005-08 (lange tijd aanvaard als eerste voor Nederland, totdat de wing-clip werd gezien op foto’s) en een handvol zekere escapes (bijvoorbeeld met kwekersring) in de afgelopen c 20 jaar. De vogel van Zuid-Holland was met zekerheid ongeringd en had geen wing-clip. Afgezien van een paar kleine beschadigingen aan de handpentoppen die goed kunnen passen op een wilde vogel waren er geen onregelmatigheden in verenkleed of verdachte aspecten in het gedrag. De CDNA zag daarom voldoende argumenten om deze vogel te aanvaarden en daarmee voor de tweede keer toe te laten op de Nederlandse lijst. Er zijn nu 10 gevallen in Europa, acht in Brittannië, één op IJsland en één in Nederland.
Ross’ Ganzen 2023-24 aanvaard en toelichting verdere beoordeling
Een dossier dat iets meer tijd vroeg was de beoordeling van de twee Ross’ Ganzen Anser rossii die werden gezien op verschillende plaatsen in Zuidwest-Nederland op 23 oktober 2023 (op weg naar de overwinteringsplek in België) en op weg naar het noorden in Friesland van 9 maart tot 1 april 2024. Eén van deze vogels was een mannetje geringd in Nunavut in Canada op 4 augustus 2017 (zie Bewezen wilde Ross' Ganzen in Europa - Dutch Birding). Ook hier was de determinatie dankzij de goede foto’s geen probleem, en de ringaflezing vormde een nadere bevestiging. De beoordeling van de status was iets ingewikkelder omdat alleen van de geringde vogel met zekerheid gesteld kon worden dat deze wild was. De tweede vogel voegde zich pas na enkele dagen in Noorwegen bij de geringde vogel (zie Canadian-ringed Ross's Goose reaches Europe - BirdGuides) en kan dus als apart individu worden beoordeeld. In maart 2024 heeft de CDNA richtlijnen voor beoordeling en aanvaarding van Ross’ Ganzen vastgesteld (zie Besluiten CDNA-wintervergadering 2024 - Dutch Avifauna). Daarin is gekozen voor de strenge lijn maar niet voor de ultrastrenge lijn (alleen aanvaarden van geringde vogels van zeker wilde herkomst). Dit betekent dat ook ongeringde vogels aanvaardbaar zijn als alle aspecten (staat van het verenkleed, locatie, gezelschap, vliegroute en gedrag) sterk indicatief zijn voor een wilde vogel. Op die basis is ook de tweede vogel van 2023-24 is aanvaard. Eerdere gevallen op de Nederlandse lijst blijven staan en de CDNA gaat de beoordeling van gevallen die on hold gezet waren totdat het dossier van 2023-24 was afgerond (met uitzondering van aantoonbare escapes) weer oppakken. Met de geringde vogel is bevestigd dat de lijn gehanteerd door de CDNA sinds 1985 om Ross’ Gans als potentiële dwaalgast te beschouwen, de juiste was en gezien de verhouding tussen geringde en ongeringde exemplaren in de broedgebieden mag gevoegelijk worden aangenomen dat de twee vogels van 2023-24 niet de enige wilde zijn geweest in Europa.
Herroulatie Indigogorzen: Wieringermeer 1983 gehandhaafd, Amsterdam 1989 herroepen
Het lastigste dossier, met een doorlooptijd van maar liefst 5 jaar, betrof de herbeoordeling van twee Indigogorzen Passerina cyanea (Wieringermeer, Noord-Holland, 8 juni tot 15 juli 1983, en Amsterdam, Noord-Holland, 10-23 maart 1989). Het besluit tot herbeoordeling was niet unaniem, omdat het de vraag was of er sprake was van de voor herroulatie vereiste ‘nieuwe omstandigheden’. Uiteindelijk gaf de toegenomen kennis over het patroon van gevallen in Europa en het opduiken van enkele (zekere of vermoedelijke) escapes in Nederland in 2019 de doorslag (zie CDNA-mededelingen: Toelichting besluit Indigogors - Dutch Avifauna). Vervolgens werd eerst het geval van Wieringermeer herbeoordeeld, omdat voor een eerste geval in Nederland de beoordeling strenger is. De uitkomst was dat dit geval al eerste voor Nederland gehandhaafd bleef (Toelichting besluiten Witkopeenden, Marmereend en Indigogors - Dutch Avifauna). Daarna werd de vogel van Amsterdam herbeoordeeld. Op basis van een combinatie van feiten, namelijk dat het een adulte vogel betrof, de binnenstedelijke locatie, het tamme gedrag en dat het voorkomen op deze breedtegraad in Noord-Amerika op een datum als 10 maart zeer uitzonderlijk (veel noordelijker dan gebruikelijk) zou zijn was een meerderheid van de commissieleden van mening dat dit voor een soort met een bewezen escaperisico ‘te veel van het slechte’ was en het geval is daarom niet meer aanvaard. Hoe lastig dit soort beslissingen zijn liet deze soort zien door in het voorjaar van 2024 op verschillende plekken in Europa op te duiken (ten minste vier gevallen), waardoor een patroon van voorjaarsgevallen ‘ontstond’ dat voorheen nooit als zodanig was vastgesteld. De argumenten om de vogel van Amsterdamse af te wijzen bleven desondanks doorslaggevend.
Enno B Ebels & Thijs Fijen