In de lange, halfduistere gang van een lagere school aan de Overijselsestraat in Rotterdam Zuid hingen ze allemaal: de 24 schoolwandplaten van Marinus Adrianus Koekkoek. Ondanks de korte tijd die ik op die school doorbracht, heb ik als zevenjarig knulletje zo vaak in die hoge gang naar Koekkoeks natuurschilderingen staan turen dat het netvlies de voorstellingen op die platen voor altijd opsloeg.
Dat ik slechts even aan de Overijselsestraat schoolde, had als oorzaak het logistieke geploeter van Rotterdamse autoriteiten om alle leerplichtigen onderwijs te kunnen blijven bieden. Als gevolg van het uitstapje dat de Duitse Luftwaffe op 14 mei 1940 naar de stad maakte waren er ook scholen in vlammen opgegaan. Daarna vorderde de bezetter een deel van de resterende schoolgebouwen op om er zijn Wehrmacht in te huisvesten.
De eerste jaren van de lager onderwijsperiode bracht ik dan ook door in vijf verschillende onderkomens, waarin bovendien tijdens luchtalarm of erger ook nogal wat tijd onder mijn lesbankje in plaats van eroverheen gebogen. In die andere schoolgebouwen hingen ook wandplaten. Niet met Koekkoeks natuurtaferelen maar met afbeeldingen van stichtelijke aard, vertoningen ontleend aan de kerkgeschiedenis. Deze boeiden aanzienlijk minder dan Koekkoeks 24 natuurscenes.
Het deerniswekkende schepsel op Jetses’ schoolplaat ‘Ter walvisvaart’ waarop koene mannen met steekwapens inhakken is waarschijnlijk een ‘zwarte walvis’ (Groenlandse Walvis).
Naast de platen ‘Te midden van sneeuw en ijs’ en ‘In de Siberische vlakte’ hing er een derde in de Arctic gesitueerde wandplaat. Eentje van Cornelis Jetses, getiteld ‘Ter walvisvaart’. Mocht u die afbeelding niet kennen, dan geeft Google uitkomst. Mannen van stavast, van het type dat een oud minister-president de natie voorhield om er zich aan te spiegelen, zijn in een hoog arctische entourage bezig met het afslachten van een walvis. Een IJsbeer neemt en passant een walvisvaarder te grazen. Maar het wordt een happy end, want twee collega’s schouderen al hun musketgeweren om het dier om te leggen. Twee Walrussen kijken onverstoorbaar toe, zich niet ervan bewust dat zij later aan de beurt zullen komen.
Op de achtergrond is men bezig bemachtigde walvissen naar schepen te slepen en ze te verwerken. Die walvisvloot en zijn equipage maakten deel uit van de Noordsche Compagnie. Deze bezat van 1614 tot 1642 het monopolie op de walvisvaart in de wateren rond Spitsbergen. Van dat alleenrecht maakte de Compagnie grondig gebruik, zodat toen Engelse en Noorse walvisvaarders zich bij de Hollanders voegden er al flink onder de Groenlandse Walvissen en Noordkapers huisgehouden was. Na de zeventiende eeuw verdwenen beide soorten uit de wateren rond Spitsbergen.
‘De Hoop op d’Swarte Walvis’
Koekkoeks platen en Jetses’ ‘Ter walvisvaart’ vraten in mijn dreumesengemoed in als vitriool. Ik besefte er nooit iets van te zien zullen krijgen, een ontgoocheling waartoe de beroerde situatie anno 1944 voor Rotterdam en zijn bewoners zeker zal hebben bijgedragen. Later bedacht ik dat het hoofd van die school aan de Overijselsestraat misschien bewust Koekkoeks platen en die van Jetses had opgehangen om zijn pupillen in te scherpen dat er nog een wereld buiten de geruïneerde stad en Nederland bestond. De krimpende en verdwijnende walvispopulaties in de naoorlogse jaren stemden nog pessimistischer er ooit eentje te zullen zien.
Na de wandplatenparade in die schoolgang zou het dan ook veertig jaren duren eer het zo ver was: een Potvis, tijdens een gedenkwaardige zeereis van de Banc d’Arguin naar Senegal. Op een na volgden nadien de andere soorten, althans de grote. Die ene was de Groenlandse Walvis, de fameuze Bowhead Whale Balaena mysticetus. Dat mysticetus werd allengs relevanter, want naar de resterende kansrijke plekken reisde je niet op zomaar heen: boven Point Barrow in Alaska, Disco Bay aan de westkust van Groenland of naar de Zee van Okhotsk.
Onze walvisvaarders noemden de Groenlandse Walvis: de zwarte walvis. Het zal niet toevallig zijn dat een eerbiedwaardig restaurant aan de Zaanse Schans ‘De Hoop op d’Swarte Walvis’ op de gevel heeft staan. Immers. in het vaderland hoopte men dat hun walvisvaarders er veel zouden bemachtigen. Daarin slaagde de Noordsche Compagnie. Het deerniswekkende schepsel waarop Jetses op ‘Ter walvisvaart’ koene mannen met steekwapens laat inhakken, betreft waarschijnlijk een zwarte walvis.
De kans ooit nog eens een Bowhead te kunnen zien namen echter wat toe. Er zijn er tegenwoordig weer wat meer op de wereld, zodat de Engelse organisatie Naturetrek nu, onder het motto ‘Just Bowheads’, speciale reizen onderneemt naar Disco Bay. Ik zette die bestemming op de lange lijst van voorkeur reisdoelen; een rij namen die maar niet korter wil worden en waarin ik schrap, schuif en bijschrijf en die soms tot moedeloosheid stemt. Want ik moet me erbij neer leggen er niet in te zullen slagen alle plekken en vogelsoorten te zien die in het onrustige gemoed woelen.
Middelste Jagers/Pomarine Skua Stercorarius pomarinus bij het pakijs van Spitsbergen, 25 juni 2016 (Laurens Steijn)
Twee gebeurtenissen deden de Bowhead een sprong maken naar de bovenste regionen van het wensenlijstje. In 2007 troffen lokale walvisjagers in Alaska bij het ontleden van een bemachtigde Bowhead in het dier een harpoenpunt aan van een model dat walvisvaarders circa 115 jaar geleden gebruikten. Biologen veronderstelden al dat Bowheads een leeftijd van meer dan honderd jaar konden bereiken. Die harpoen leverde het bewijs. Later kwam uit gericht onderzoek naar voren dat wij die honderd jaar gerust kunnen verdubbelen. Ja, zelfs een leeftijd van 240 jaar valt te beluisteren. Dat zou inhouden dat er thans nog Bowheads bestaan die geboren werden in de tijd dat in de noordelijke Atlantische Oceaan Reuzenalken zwommen, de onfortuinlijke Pinguinis impennis, waarvan, doordat de vogel het vliegvermogen miste, IJslanders op 3 juni 1844 het laatste paar konden neer knuppelen op het eiland Eldey. Denk eens in: anno heden nog Bowheads uit de tijd dat er Reuzenalken waren… Het verstand staat er bij stil. Bij mij kreeg het toch al weergaloze imago van mysticetus er nog een extra dimensie bij.
En toen kwam dat bericht van minstens 85 exemplaren voor de oostkust van Groenland. Tot dan was de veronderstelling dat er in de noordelijke Atlantische Oceaan hooguit honderd Bowheads leefden. Neen dus. De Groenlandse walvissenautoriteit professor Kit M. Kovacs omschreef de waarneming als ‘de vondst van de eeuw’.
Vorkstaartmeeuw/Sabine’s Gull Xema sabini, bij het pakijs van Spitsbergen, 25 juni 2016 (Laurens Steijn)
‘Whale, maybe a Bowhead!’
Ik was nog nooit op Spitsbergen geweest en ik zag nimmer IJsberen; ook een schepsel dat al decennialang hoog op de wensenlijstjes stond. En voor een iconische soort als de Ivoormeeuw was die ene in Stellendam in februari 1990 ook maar magertjes. Het besluit viel: Opnieuw geschuif op de lijst van begeerde reisbestemmingen en met voorrang naar Spitsbergen. Omdat een al gereserveerde reis naar een andere hoog genoteerde vogelbestemming niet doorging, klopte ik aan bij Laurens Steijn van BirdingBreaks of er zomer 2016 nog plaats was op een van de IJsberen Specials van het schip de Ortelius van Oceanwide Expeditions. Die was er, en Laurens zelf ging ook mee; wel zo gezellig, want we reisden al eerder samen. Ik was me er wel van bewust dat Spitsbergen geen Groenland is en dat een Bowhead allerminst zeker zou zijn. Maar de geest was uit de fles.
Ivoormeeuw/Ivory Gull Pagophila ebumea, bij het pakijs van Spitsbergen, 25 juni 2016 (Laurens Steijn)
In de namiddag van de 24e juni 2016, twee dagen na vertrek uit Longyearbyen, bevond de ‘Ortelius’ zich ten noorden van Spitsbergen, op ruwweg 81 graden Noorderbreedte, minder dan duizend kilometer van de Noordpool. Na een schitterende dag, met tweemaal een IJsbeer op afstand, ronddolend door een indrukwekkende leegte van sneeuw en ijs, klonk rond het oorlam-uur van buiten: ‘Whale, maybe a Bowhead! ’. In die uitroep van de ontdekster zat zoveel spanning dat de dekken volstroomden.
Tamelijk kortbij, tegen de rand van een ijsveld aan, kwam een zwarte, enorme vinloze rug boven. Die zonk weer weg. Aanzienlijk verder even later opnieuw die rug, met nu ook, ver voor die rug, even iets van de bovenzijde van de kolossale koppartij. Dan later en alweer verder weg een derde maal boven. Een Bowhead! Ik stond te huiveren van de door het lijf gierende adrenaline. Gedachtenflarden aan de schoolgang in Rotterdam Zuid, aan het boek Moby Dick van Herman Melville en aan Reuzenalken gingen ordeloos door het hoofd.
Rondom uitroepen, schouderklopjes en omhelzingen. Toegegeven, nuchter gezien hadden we alleen driemaal een indrukwekkend brede zwarte rug gezien. Maar in dat tafereel lag de hele wereld besloten van het mysterieuze schepsel dat de Groenlandse Walvis is: na de Blauwe Vinvis in grootte het tweede zoogdier ter wereld, eens nagenoeg uitgeroeid en wellicht in de Atlantische Oceaan terug van weggeweest.
Groenlandse Walvis/Bowhead Whale Balaena mysticetus, in het pakijs ten noorden van Spitsbergen, 24 juni 2016 (Laurens Steijn)
In geen jaren was ik zo in mijn sas met een ervaring als met die van de 24e juni 2016: een Bowhead ten noorden van Spitsbergen in een entourage van sneeuw en ijs, cohorten Dikbekzeekoeten, Drieteenmeeuwen en een paar Grote Burgermeesters, Ivoormeeuwen en Noordse Sterns. Arjen Drost, een van de tourguides van Oceanwide kon het niet beter verwoorden. Ondanks dat we al Blauwe Vinvissen hadden gezien (en er nog Beluga’s en Walrussen zouden komen), zei hij ‘s avonds: ‘Wat we ook nog op deze reis gaan meemaken, voor mij staat vast dat mijn drie topervaringen zullen zijn de eerste, tweede en derde maal dat die Bowhead vanmiddag aan de oppervlakte verscheen…!’ Ik was het volstrekt met hem eens.
Groenlandse Walvis/Bowhead Whale Balaena mysticetus, in het pakijs ten noorden van Spitsbergen, 24 juni 2016 (Laurens Steijn)
Van Spitsbergen net terug in Maasdam kwam het bericht dat de Groenlandse Haai het tot een ouderdom van ruim 400 jaar kan brengen. Hetgeen betekent dat het schepsel dat bij dat nieuws via het TV-scherm tot ons kwam wellicht al in de wateren rond Groenland zwom toen de koene lieden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie voor hun kombuis op het eiland Mauritius de schedels van de laatste Dodo’s aan het inslaan waren. Bent u daar nog?
Gerard Ouweneel
(voorpublicatie uit een nog te verschijnen bundel)
Bewegende beelden van een aantal Bowheads uit de recent ontdekte groep van 85 dieren ten oosten van Groenland zijn HIER te zien.