Rolla, Great Himalayan National Park, april 2019 (Lieven De Temmerman)
De Himalaya. Van de zweterige omzwervingen door de salbossen in de foothills op zoek naar tijgers, neushoornvogels of een niet-te-dichte olifant of neushoorn, langs de hellingbossen met ondergroei van bamboe en geurige kruiden, tot de tegen de rots geplakte boeddhistische tempels met adembenemende uitzichten op de besneeuwde 8000-ders, de Himalaya is letterlijk het hoogtepunt op aarde. Ik zwijg zedig over de Chimborazo, die nog verder van het middelpunt van de aarde af ligt.
Winterhabitat van Bergtjiftjaf met ondergroei van geurige kruiden, Himalayan foothills, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Maar zowel in Wolong, Eaglenest en Corbett als nu in het Great Himalayan National Park kwam ik nauwelijks (tot geen) westerlingen tegen, laat staan vogelkijkers. Locals ontmoet je er anders genoeg, die weten wat mooi is in eigen land. Soms denk ik dan met enige afgunst aan hoe wij een weekend naar de Ardennen gaan, terwijl Indiërs een weekje gaan kamperen in de Himalaya.
Wie ooit al eens buiten Europa naar vogels heeft gekeken kan het wellicht beamen: "real birds live on the ground". Er zijn weinig grotere kicks dan oog in oog te staan met een schuwe ‘ground-dweller’. De westelijke Himalaya is een hotspot voor ground dwelling Phasianidae, of in eenvoudiger termen: boskippen.
De enige logische conclusie is dat je de mooiste en meest indrukwekkende landschappen en enkele van de beste vogelsoorten ter wereld moet gaan zoeken hoog in de Himalaya! Nu wil het toeval dat verspreid over de Himalaya (en in Fujian, Oost-China) vijf buitengewoon intrigerende fazanten leven: de tragopans. De naam is afgeleid van het Oudgriekse tragos (geit) en de gehoornde god Pan. Tragopanhaantjes hebben twee hoorntjes op de kop, die ze rechtop kunnen zetten om te imponeren. Ook de Nederlandse naam saterhoen verwijst naar een ondeugend boswezen, een satyr, uit de Griekse mythologie. Een satyr heeft onder meer een bokkenstaart, -oren en soms ook -poten, en een ithyphallos (erecte penis). Satyrs zijn doorgaans sterk behaard en dragen een baard. Een veelvoorkomend attribuut is de fluit. De satyr staat bekend om zijn lust voor wijn en het verleiden van nimfen en efeben. Zij symboliseren wellust en vervoering.
De vijf Pokémon: Western (linksboven), Cabot's (rechtsboven), Temminck’s (centraal), Blyth’s (linksonder) en Satyr (rechtsonder) Tragopan (Henrik Grönvold)
Mijn eerste ithyphallos/moment van vervoering had ik in Sichuan (China), in het vroege voorjaar van 2008. Ergens in het bos boven Wolong, zonder ook maar één luidruchtig rochelende (of droog hoestende) Chinees in de buurt (zeer zeldzaam), ritselde er iets in de bamboe. Stommelings stuiterde een prachtig mannetje Temminck’s Tragopan naar beneden van de steile helling en hield abrupt halt midden op het pad, vlak voor mijn neus. Dat zijn van die waarnemingen die je dagen en weken aan één stuk kunt dromen, maar waar je nooit op voorbereid bent.
De tragopan keek naar links en rechts met schokkende bewegingen, waarbij zijn lelletjes alle kanten op sprongen, net zoals bij een kieken dat licht opgewonden en in de war is. Terwijl ik in slow motion de camera van mijn schouder haalde en mijn oog langzaam in de buurt van de zoeker kwam, liep hij kordaat en zonder enig geluid terug de helling op. Na een paar seconden ging hij helemaal op in de bamboe. Geen gratie.
Sedert die dag heb ik mezelf wijsgemaakt dat ik ze allemaal moest zien. Gotta catch them all! Nauwelijks een jaar na mijn kennismaking met mijnheer Tragopan was ik in Noordoost-India en hoorde een Blyth’s Tragopan roepen. Om een lang verhaal kort te maken: het mannetje bleef buiten schot, een opgestoten wijfje telde niet. Toch niet bij tragopans. En zo stond de teller op 1,5 ergens begin 2010. Behalve Temminck’s (wijd verspreid, niet zo heel lastig te zien) en Blyth’s (idem) had ik nog Satyr (Nepal, Sikkim of Buthan), Cabot’s (Oost-China) en Western (westelijke Himalaya) te gaan.
Western Tragopan is een mythische soort. Tot voor kort vond je bijna geen foto’s online (behalve in gevangenschap), en al evenmin verschenen veel waarnemingen of vermeldingen in trip reports. De redenen zijn niet ver te zoeken: Western Tragopan is behoorlijk schuw, en ze zijn voornamelijk territoriaal en roepen tussen half april en einde mei. Ze roepen echter alleen ‘s ochtends en ‘s avonds (haast nooit overdag) en bij benadering sluipen ze stilletjes weg of drukken ze zich tegen de grond. Ze komen enkel voor in de westelijke Himalaya op plekken ver weg van de bewoonde wereld, en zelfs in die gebieden is de soort slechts gekend van geïsoleerde pockets loofwoud in (voornamelijk) sparrenbos. Het is geen soort waar je zomaar tegenaan loopt, zoveel mag duidelijk zijn!
De laatste paar jaar zijn er plots wel goede foto’s van de soort vrijgekomen en gepubliceerd. Zo prijkt de tragopan op de cover van Birding Asia 25 (2016).
Cover Birding Asia #25 (Jainy Kuriakose) www.orientalbirdclub.org
Die coverfoto gaf mij het laatste duwtje. Ook al zou ik een week moeten rondlopen in relatief soortenarm bos, en zou het best kunnen dat ik geen tragopan zou zien of zelfs horen, ik moest en zou ervoor gaan! Half april vertrok ik naar India. Na enkele omzwervingen in Rajasthan en Punjab bracht een nachtbus mij van het droge, hete laagland naar de heerlijke voorjaarstemperaturen van het Great Himalayan National Park. De eerste halte, na een nacht zonder slaap, was de homestay van Ankit en Panki Sood in Gushaini, een aardig dorpje aan het begin van de Tirthan Valley, de best bereikbare gateway tot het Great Himalayan National Park.
Terras van de Sunshine Himalayan Cottages aan de Tirthanrivier, Gushaini, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Black bulbul Hypsipetes leucocephalus ssp. psaroides, Gushaini, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Plumbeous Water Redstart Phoenicurus fuliginosus, Gushaini, april 2019 (Lieven De Temmerman)
De homestay was strategisch gelegen aan de Tirthanrivier, met de volle set aan typische riviersoorten zoals Plumbeous en White-capped Redstart, Grey Wagtail, Blue Whistling Thrush, Crested Kingfisher, Brown Dipper en Little Forktail (soms). Op de helling aan de overkant, en in de tuin hoor en zie je onder meer Black Bulbul, Black Francolin, vliegen Himalayan Griffons (soms ook Lammergier), Yellow-billed Blue Magpie, Oriental Turtle Dove, Russet Sparrow, Chestnut-crowned Laughingthrush, Streaked Laughingthrush en Grey-hooded Warbler.
Grey-hooded Warbler Phylloscopus xanthoschistos, Gushaini, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Ondanks het gebrek aan slaap stond ik te popelen om het nationaal park in te lopen. Ankit Sood regelde een clubje dragers, bestaande uit Prattap (gids met ervaring in het zien van tragopans), een kok en twee manusjes van alles. De dragers in het park zijn allen verenigd in een trekkerscommunity, met Prattap als voorzitter. Prattap is tegelijk ook groenteboer en burgemeester in een nabijgelegen dorpje. Ankit is professor toerisme in Manali en de motor achter het duurzame toerisme in de vallei. Hij ziet erop toe dat de gidsen een goed loon krijgen en de kwaliteit van trekkings en ondersteuning hoog is.
Het was nooit eerder gebeurd dat ik de luxe had om solo met een team van vier man te kamperen. Niet onbelangrijk: de expeditie was nog relatief betaalbaar voor een einzelgänger als ik: 700 euro voor vijf dagen, all-in. Ik heb lang getwijfeld of ik iemand zou ‘dulden’ als gezelschap, maar er was geen concrete interesse, een medereiziger had financieel nauwelijks voordeel, en (vooral) qua stalken van een schuwe tragopan kon dit meer nadeel opleveren dan die paar 100 euro's die het zou uitsparen.
Normaliter wandelt iedereen op één dag van Gushaini (1500 meter) naar Rolla, 9 kilometer hoger in de vallei langs de Tirthanrivier. Na een nacht in Rolla is het nog 5 kilometer wandelen, eerst nog enkele kilometers door de vallei, en dan links (steil) bergop naar Shilt, gelegen op 3100 meter op een op het zuiden gerichte helling. Rolla is gelegen op 2100 meter hoogte en een wondermooie plek. Er vliegen de hele tijd Slaty-headed Parakeets rond je oren, je hebt uitzicht op besneeuwde pieken, en de Great Barbets zorgen voor het achtergrondkoor. Alleen, daar zitten geen tragopans en de vallei is er redelijk smal en qua soortenrijkdom niet zo indrukwekkend. Uiteraard had ik maanden tevoren bij het opmaken van mijn planning (vanuit mijn luie warme zetel) het lumineuze idee opgevat om op dag 1 recht van de nachtbus van Gushaini naar het tragopan basecamp in Shilt te wandelen, opdat ik de volgende morgen al een poging kon wagen in hardcore tragopangebied. Gezien ik de kosten een beetje wilde drukken, had ik bovendien een extra porter geweigerd (die normaliter mijn rugzak zou dragen). Achteraf gezien wil ik toch de volgende tip meegeven: huur die extra porter, deel de trekking naar Shilt op in twee dagen, en doe dus niet wat ik deed!
Tussen Gushaini en de ingang van het nationaal park was het al prima vogels kijken. Zowat de eerste vogel die ik zag was Chestnut-headed Tesia, een soort die ik tien jaar eerder in Corbett zag. Mijn dag was al goed, want ik rekende niet op veel kijktijd tijdens de trekking. Maar het weer was prachtig, de activiteit was uitstekend en in de vallei was het volop lente, met prachtig bloeiende rododendrons.
Bloeiende rododendrons in de Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Ik nam me dus voor om zoveel mogelijk soorten mee te pakken. Het maakte toch niet echt uit of ik laat op de kampeerplek aankwam, ik had de luxe van een team dat eerder kon arriveren, de tent zou opzetten en een heerlijke maaltijd voor mij zou bereiden. De vallei stond vol met grote bomen en gevarieerde ondergroei.
Gemengd eiken-kastanjeloofbos met weelderige ondergroei in de Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Typische soorten van de valleien in de westelijke Himalaya lieten zich alle vrij vlot zien, onder meer massaal zingende Greenish en Western Crowned Warblers. Hier en daar bevonden zich nog enkele dorpjes met meer open landschap, waar ik Verditer Flycatcher, Grey Bush Chat en Himalayan Bulbul zag.
Western Crowned Warbler Phylloscopus occipitalis, Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Verder zag ik enkele single species flockjes met Long-tailed Minivet, skulkende Brown-flanked Bush Warblers (eindelijk eens goed gezien!) en allerlei klein en soms fantastisch kleurrijk grut in flockjes, zoals Whiskered Yuhina, Grey-headed Canary-flycatcher, Mountain Tailorbird, Green-backed Tit en Rufous-bellied Niltava.
Met wat geluk kon ik enkele doelsoorten goed zien, zoals Scaly-bellied Woodpecker en een beauty: Ultramarine Flycatcher ssp. superciliaris, die volop zaten te zingen en dus wellicht net terug waren uit de overwinteringsgebieden in het laagland van India.
Ultramarine Flycatcher Ficedula superciliaris ssp. superciliaris, Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Enkele tricky doelsoorten kreeg ik niet te zien. De tijd was beperkt en soms heb je een beetje geluk nodig. Zo postte ik een uurtje aan een brugje waar soms Long-billed Thrush langs het stroompje foerageert, tevergeefs. Na een bijzonder mooie start van de wandeling kwamen we aan de poorten van het Great Himalayan National Park - the gates are open!
Ingang van het Great Himalayan National Park boven Gushaini, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Na de poort wachtte, op pain, anger, hate, fear, chaos, darkness, evil, hell en een eenzaam boerderijtje na, enkel nog natuur. Er zijn maar weinig ongerepte, pure plekken op aarde. Dit is er eentje van! Ter hoogte van het eenzame boerderijtje was een (rotalgemene) Yellow-billed Blue Magpie nogal brutaal uit op mijn picknick. Maar het zijn vooral prachtige vogels.
Yellow-billed Blue Magpie Urocissa flavirostris, Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
In de vallei was er om de andere bocht een schitterend uitzicht. Bovendien zat de rivier boordevol Plumbeous en White-capped Redstarts. White-capped is een soort waar vogelkijkers in Thailand speciaal voor naar een watervalletje rijden bij Doi Inthanon!
White-capped Redstart Phoenicurus leucocephalus, Tirthan Valley, april 2019 (Lieven De Temmerman)
De Brown Dippers hadden jongen en zo ongeveer om de 100 meter zag je er eentje. De wandeling van Rolla naar Shilt staat haaks op de richting van de rivier en gaat dus recht de helling op. Het pad zit vol (steile) haarspeldbochten. Er is geen moment respijt. Onderweg naar boven verandert de avifauna geleidelijk. De schrille kreten van Slaty-headed Parakeets blijven lager in vallei hoorbaar en doven langzaam uit met iedere gewonnen hoogtemeter. Onderweg naar boven zag ik nog Himalayan Woodpecker (zo een beetje het equivalent van onze Grote Bonte Specht), Spot-winged Tit (tegenwoordig teruggelumpt met Zwarte Mees, begrijpe wie kan!) en enkele zeer benaderbare Brown Bullfinches.
Zwarte Mees Periparus ater ssp. melanolophus, tussen Rolla en Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Brown Bullfinch Pyrrhula nipalensis, tussen Rolla en Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Eenmaal aan de kampplaats, na een ontzettend uitputtende wandeling, schrikte ik een Himalayan Musk Deer op, maar ik had zelfs niet meer de energie om mijn camera op te heffen. De rest van het team zat nog lager op de helling, want ook voor hen was dit een beproeving: zij droegen alle eten voor drie nachten, een tent voor mij en ook nog een toilettent (compleet met bril!).
Shilt ligt rond de 3100 meter en het was nog één uur licht. De zon kroop weg achter een berg, en ‘s nachts koelt het er af tot rond het vriespunt. Ik zat te trillen op mijn benen, compleet bezweet maar met te weinig energie om mij aan het ijskoude stroompje nog te wassen. Er was nog geen vuur en geen tent, en ik heb dan ook een uurtje hard afgezien om mij warm te houden. Maar eenmaal het team gearriveerd was, werd er zelfs in deze basic omstandigheden een Indische maaltijd gekookt die niet zou misstaan in het betere Indische restaurant, en ik moest even denken hoe zielig wij westerlingen koken als we kamperen. Vaak is dat niet meer dan een pot bonen of spaghettisaus of noedels!
Uitzicht vanop de kampplaats in Shilt. Geen enkele Nederlander op deze camping! April 2019 (Lieven De Temmerman)
Het plan was om de volgende morgen een half uur voor daglicht in het leefgebied van de tragopan vanop een goed uitkijkpunt onbeweeglijk te wachten... Tragopans roepen in de regel rond zonsopgang maar zijn stil tijdens de dag. Die volgende ochtend lag ik nog als een blok in slaap toen Prattap aan mijn tent schudde. Naar mijn beleving was het nog midden in de nacht. Het bleek al tegen half 6 - schemertijd. Ik was te laat en had door mijn wekker geslapen! Zo snel als mogelijk trok ik alle kleren aan die ik bij me had. Mijn zaklamp en camera voelden ijzig koud aan. De batterijen bewaarde ik in mijn slaapzak om ze ‘s nachts warm te houden. Ik mocht dus vooral niet vergeten deze terug in de camera te stoppen! Ik ritste de tent open en werd begroet door een fenomenale Melkweg.
Het was nog 20 minuten stappen, maar in het donker werd het snel een half uur. De tocht ging langs de helling met steile klimmetjes en afdalingen tussenin. Mijn benen schreeuwden van de pijn van de dag ervoor, en mijn longen hadden het zwaar door de hoogte. Het was nog relatief donker en ik hield me voor dat er nog niets verloren was. De zaklampen gingen uit en ik kon even op adem komen. De eerste vogel die we hoorden roepen was zowaar een tragopan dichtbij, en het geluid kwam van onder ons! Na een keer of drie hield het roepen op. De volgende die riep was een koekoek, geen Himalayan maar maar een gewone. Voor een koekoek was ik niet helemaal naar India gereisd en (meer dood dan levend) in Shilt bij vriestemperaturen in het halfduister gaan wachten. We bleven zo een half uurtje staan zonder te bewegen. Het licht was nog bijzonder slecht. Een tragopan ontwaren in het halfduister was zo goed als kansloos. Intussen werd het langzaam licht en begon de rest van het gevogelte ook te zingen. Eerst de grosbeaks, vervolgens een Rufous-gorgeted Flycatcher en tussendoor allerlei boszangers.
We zetten ons langzaam in beweging om een ander uitkijkpunt te proberen. Het zat afgeladen vol Himalayan Monals. Ze zittend zien zou me maar één keer lukken, maar soms vlogen ze met luid geraas letterlijk voor mijn voeten weg, luid roepend de helling af. Roepende Koklass Pheasants zorgden voor constante afleiding.
Ik begon een betere indruk te krijgen van de plek. In tegenstelling tot Shilt waar naaldbomen primeerden, was de bergflank hier voornamelijk gemengd loofwoud, met ondergroei van bamboe. De ondergroei was nog relatief open, maar dat wil uiteraard zeggen dat de tragopan je van even ver (of verder) ook al in de gaten heeft. In het tragopanleefgebied was het stuk loofbos met bamboe niet veel groter dan een 300 meter op 300 meter. Hoger/lager/westelijker/oostelijker hield het loofbos (en de bamboe) op. Op de hellingen aan de overzijde van de vallei zag ik hier en daar ook stukjes loofbos in een zee van naaldwoud. Ik begon te beseffen waarom de tragopans zo schaars zijn, als ze zich voornamelijk ophouden in deze kleine patches.
Territorium van Western Tragopan: gemengd eiken-sparrenbos met ondergroei van hill bamboo. Nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Gemengd sparren-cederbos met open understory (zonder bamboe), nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Het werd intussen heel stil op tragopanvlak. Een afwijkend geluid van Hill Partridge werd even door mij uitgemaakt voor een tragopan en daar verloor ik alweer een kostbaar kwartier mee. De ongeduldige/in scoringsnood verkerende absoluut-nog-niet-zen vogelkijker in mij begon dan maar met tragopangeluid af te spelen. Om de 10 minuten een roepje. Reactie bleef uit, en het was al na 7 uur. Prattap zei dat het beste moment van de dag zo ongeveer voorbij was en dat we vanavond nog een kleine kans hadden. Hij liet ook niet na om nog eens te herhalen dat ik te laat wakker was die morgen. Nou, dat hakte er even in! Ik vroeg hem constant uit over tragopans alsof het om zijn beste vriend ging: wat at hij, hoe vaak zag hij hem, wanneer zag hij hem zeker niet, waar zag hij hem vaakst, waar zag hij hem nooit… Uit de antwoorden bleek dat tragopans bijna nooit opvliegen, bijna nooit buiten de gekende plekken gezien worden, bijna nooit overdag gezien worden, bijna nooit op tape afkomen en zowat alles bijna nooit doen wat ik dacht dat nog kon gebeuren die dag.
Ik kwam langzaam tot het besef dat het intussen 1-0 was voor de tragopan en hij de meeste vogelkijkers met forfaitcijfers naar huis stuurt. Bovendien had ik nog slechts twee ochtenden, of misschien nog een derde, maar dan zou ik holderdebolder de berg moeten afrennen om nog tijdig een bus naar Delhi en vervolgens een vliegtuig te halen. Bovendien waren de weerberichten voor de komende dagen niet best: de prachtige lentezon zou de volgende avond plaatsmaken voor wind en regen. Dat is sowieso geen pretje op 3000 meter hoogte, maar zou vooral de kansen op tragopans zowat herleiden tot nul.
Het was 8 uur in de morgen en ik was even klaar met tragopans. Tot een uur of 5 in de middag was de kans zo goed als onbestaand, dus werd de focus verlegd naar enkele andere westelijke Himalayasoorten. Zo passeerden Spotted Nutcracker (nu hoor ik je denken: ik ken mensen die daar speciaal voor naar de Himalaya reizen, terwijl-die gewoon in Wageningen zat!), Blue-fronted Redstart, Slaty-blue Flycatcher, Blue-throated Blue Flycatcher, Yellow-breasted Greenfinch en Bar-tailed Treecreeper de revue.
Spotted Nutcracker Nucifraga caryocatactes ssp. hemispila, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Hoog op het verlanglijstje stond een boomklever met het geluid van een blèrend schaap/geit, en nog een hele mooie en range-restricted bovenop: White-cheeked Nuthatch.
White-cheeked Nuthatch Sitta leucopsis, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Ook een andere most-wanted, de laatste nieuwe soort laughingthrush voor mij westelijk van Bhutan, liet zich prachtig zien, en horen: Variegated Laughingthrush.
Variegated Laughingthrush Trochalopteron variegatum, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Rond half negen waren we al drie uur wakker en had ik toch al enkele nevendoelsoorten (troostprijzen) gezien. Tijd om terug naar het kamp te keren voor ontbijt. Onderweg kwamen we op enkele punten met een fantastisch uitzicht.
Uitzicht over de Tirthan Valley richting zuid, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Op de kampplek zelf was het uitzicht ook niet mis, en was het bovendien ook goed vogels kijken.
Shilt campsite, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Het stroompje water aan de kampplaats trok continue drinkende vogels aan. Zo passeerden Rufous-gorgeted Flycatcher, Golden Bush Robin, Chestnut-bellied Rock Thrush, Himalayan Bluetail, Black-throated Bushtit en zelfs een Great Barbet.
Great Barbet Psilopogon virens, Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Black-throated Bushtit Aegithalos concinnus ssp. iredalei, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Himalayan Bluetail Tarsiger rufilatus, Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
En ook de struikjes rondom waren goed voor de afleiding tijdens het ontbijt. Zo zat er nog een koppel White-throated Bushtit. Deze soort overwintert in de vallei/rond Shilt maar trekt in de lente steeds hoger de bergen in. Een gelukje dat ze er nog rondhingen met andere woorden.
White-throated Bushtit Aegithalos niveogularis, Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Na het ontbijt/lunch gingen we terug naar de tragopanplek. Volgens Prattap was er nog een plek een eindje verderop genaamd Chowdwary (nog eens 20 minuten verder wandelen), dus was het plan om in het midden van de dag beide plekken zo goed mogelijk te leren kennen en stake-outs te beoordelen. We werden continue vergezeld door het geluid van Collared Grosbeak en Black-and-yellow Grosbeaks: Indrukwekkende kleurrijke vogels (het Aziatische equivalent van een Golden-backed Mountain Tanager), die echter moeilijk goed te zien waren, gezien ze de voorkeur hebben om de hoogste boomtoppen als zangpost te gebruiken.
Black-and-yellow Grosbeak Mycerobas icterioides, Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
De namiddag was verder zeer rustig qua activiteit. Er was tijd genoeg om iedere warbler te stalken en na enige oefening kwam ik tot (telkens enkele) Buff-barred, Ashy-throated, Lemon-rumped Warblers en één Whistler’s Warbler en verder nog een White-collared Blackbird in een stukje rododendronbos.
Rododendronbos, nabij Chowdwary, april 2019 (Lieven De Temmerman)
White-collared Blackbird Turdus albocinctus, nabij Chowdwary, april 2019 (Lieven De Temmerman)
De voornaamste afleiding bestond uit een groep van Nepal Grey Langurs, zowat vijftig apen en apinnen sterk.
Nepal Grey Langur Semnopithecus schistaceus, Chowdwary, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Rond 16 uur waren we terug aan de plek waar we de tragopan die morgen hoorden roepen. En warempel, rond 17 uur (een uur voor donker) begon er weer eentje te roepen! Jackpot en bingo gingen door mijn hoofd. Maar na één keer roepen was hij weer klaar: Inprikken en uitprikken en de rest van de dag was mijnheer Tragopan muisstil onder de radar. Een intrigerende roep klonk steeds luider in het laatste uur van de dag. Een koppel Rufous Sibia gaf het beste van zichzelf, vanop een boomtop. Een lifer zowaar, mooie vogel en prachtig geluid in een wonderlijke setting. Iets na donker zagen we in totaal drie Red Giant Flying Squirrels door de nacht vliegen. Magisch! En toch ging ik terug naar de kampplek met een gevoel van verslagenheid. Ik was nog steeds fysiek niet 100% na de voorbije dagen, en op het pad hadden we overdag redelijk veel haar van Himalayan Black Bears gevonden. Het was dus geen goed idee om nog alleen in het donker op zoek te gaan naar nachtvogels (ideetje: met een nachtkijker moet een slapende tragopan ‘s nachts misschien wel makkelijk te vinden zijn!). Ik zette alles dan maar op energie sparen voor de volgende morgen, om nu wel eens tijdig op te staan.
De volgende morgen ging mijn wekkertje om half 5. Ik had intussen mijn powerbank uitgeleend aan Prattap, want iedereen in het team bleek met een platte GSM te zitten, dus dat zou niet opschieten met de wekdienst, mocht ik mij weer verslapen. Een paar minuten na half 5 stond Prattap aan mijn tent. Ik voelde mij veel beter. Uitgerust, op tijd wakker, goed gegeten de avond ervoor. En op tijd voor het inprikken. Klokslag 5 uur stonden we op de afgesproken plaats, hoog en droog boven een uitgestrekte open helling in een donker ijskoud bos in de Himalaya op 3000 meer. Je kon er circa 200 meter in de diepte zien, en aan de rand stond bamboe. De dag ervoor hadden we reeds uitgemaakt dat dit een goede plek moest zijn om een tragopan in het eerste licht in en uit de bamboe te zien rennen. Nu maar hopen dat de tragopan die (ingebeelde) afspraak in zijn agenda had zien staan.
De eerste vogel die riep was geen nachtvogel, maar een Large Hawk-Cuckoo. Een zeer herkenbaar en nostalgisch geluid. Ik hoorde deze eerst en veelvuldig in 2008 in Sichuan, maar sedertdien had ik hem wel nog gezien maar nooit meer gehoord. Een blij wederhoren dus. Een Houtsnip baltste boven ons hoofd. Iets verderop hoorde ik een Grey Nightjar. Heel in de verte riep een Himalayan Owl. Dat zou een nieuwe uilensoort voor mij zijn, maar ik moest blijven waar ik was. De ochtend begon in ieder geval veelbelovend en nog een minuut later, om 5 na 5 in de morgen, riep een tragopan. Het was heel kort en even twijfelde ik of het geen Koklass was, maar Prattap hoorde het ook. Het klonk wel van heel diep beneden. Misschien liep hij nog wel omhoog in het komende uur. Nog tussen 5 en 6 kwam ineens van alles voorbij: een koppel Hill Partridge, een zittende Koklass Pheasant, luid roepende Himalayan Monals die vervolgens als een kruisraket tussen de bomen naar beneden gleden. Het was 6:15 en ik was druk bezig mijn tijd te verdoen met een Scaly-breasted Cupwing uit de rand van de bamboe te tapen en in veel te weinig licht half te fotograferen.
Scaly-breasted Cupwing Pnoepyga albiventer, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Toen bedacht ik dat mijn kansen binnen een uur alweer verkeken waren en het de volgende ochtend kon regenen. Tijd voor plan B. Ik wenkte Prattap en we liepen zo snel als mogelijk naar de tweede plek. Die plek (Chowdwary) bestaat uit een veel smallere vallei met een stroompje in het midden, en aan beide zijden hele dichte bamboe en steile hellingen. Het is allemaal een stuk kleiner en minder overzichtelijk, maar misschien net beter voor meneertje Tragopan (voor een mevrouwtje gingen we niet!).
Omgeving van Chowdwary, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Chowdwary is zo klein, dat het een beetje aanvoelt als binnenkomen in een klein dorpscafeetje; iedereen die er zit heeft je direct gehoord en gezien. Vlak voor we de laatste bocht rondden, keek ik nog eens naar Prattap en zijn blik verraadde dezelfde gedachte: “zeer rustig en in super-slomo de bocht om”. Ik ging eerst. Net na de bocht zag ik beweging vlak aan het stroompje, op een meter of 30. Prattap sliste ‘Kalij!’ Ik hief mijn verrekijker op en zag “iets” weglopen: donker met witte bolletjes. Dat was geen Kalij! “Tragopan!” fluisterde ik opgewonden terug. “I think it’s a tragopan!” En het was prijs! Hij had ons uiteraard ook gezien, maar door de steile helling moest hij even goed zoeken hoe hij sneaky kon vluchten. De helling waar hij behoedzaam maar onrustig naar boven liep leek in mijn ogen niet naar boven te lopen, ook niet voor een tragopan. Ik dacht dus dat hij het ofwel zou moeten uitzweten door (half uit het zicht maar in de buurt) te blijven waar hij was, ofwel terug langs het stroompje naar boven of naar beneden zou moeten lopen. Vliegen zou hij wellicht niet doen: volgens Prattap vliegen tragopans zelfs nooit. Ze drukken zich of lopen snel weg. Maar wonderbaarlijk genoeg vond hij toch een pad naar boven. Voor hij zich volledig uit de voeten maakte, draaide hij zich nog één keer mooi om en zag ik hem mooi vrij in profiel, net daar waar er een mini-gaatje in de vegetatie was. Het was kort maar krachtig, en tegelijk allemaal zeer intens. Maanden/jaren voorbereiding en uitzien-naar kwamen samen in één gebalde saterminuut. De rest is geschiedenis.
Western Tragopan Tragopan melanocephalus, Chowdwary, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Plots moest ik goed nadenken over de rest van mijn tijd in en rond Gushaini. Met de aangekondigde regen leek het mij geen goed plan om nog een nacht in Shilt op grote hoogte te bibberen, en vooral om de steile helling naar Rolla in de nattigheid naar beneden te wandelen. Na nog een uurtje rondkijken kon ik Brown-fronted Woodpecker, Grey-crested Tit, Dark-breasted Rosefinch en Bar-throated Minla bijschrijven.
Grey Crested Tit Lophophanes dichrous, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Bar-throated Minla Simlaensis actinodura ssp. strigula, nabij Shilt, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Tijdens het ontbijt kon ik, genietend van het uitzicht, nog even herbeleven wat ik die ochtend had meegemaakt. Himalayan White-browed Rosefinch (nieuw!) kwam even drinken, en een flock Speckled Wood Pigeons (ook nieuw!) kwam dichtbij langs vliegen. Toen was het tijd om in te pakken en af te dalen. Tijdens de afdaling zag ik niet actie, behalve een kleine-maar-fijne Himalayan Pit Viper.
Himalayan Pit Viper Gloydius himalayanus, april 2019 (Lieven De Temmerman)
We kwamen rond de middag toe in Rolla. Ik zou in principe uit het park kunnen lopen, recht de beschaafde wereld in, maar vond het zonde om niet nog een dag en nacht te genieten van een van de mooiste plekken waar ik ooit geweest was. Bovendien kon het de dag erna nog opklaren, en in het park niet ver van Rolla is een stake-out voor Cheer Pheasant aan een brugje over de Tirthan.
Na een deugddoende badderpartij in de ijskoude Tirthan, vlak aan de kampplaats, begon het weer echter om te slaan. Ik deed nog even mijn best om enkele soorten mee te pikken (Green-crowned Warbler en een koppel cirkelende Steenarenden), maar de rest van de tijd werd vooral gebruikt om het aan het kampvuur warm te krijgen en te genieten van eten en drinken dat mij continue werd voorgeschoteld. In principe had ik recht op drie maaltijden per dag, maar de dagen ervoor had ik telkens de lunch overgeslagen, zoals iedere weldenkende vogelkijker zou doen mocht hij daarmee zijn kansen verhogen op het zien van een tragopan. Het avondmaal was er eentje in de regen onder een afdak.
Diner, Rolla campsite, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Kalij Pheasant Lophura leucomelanos ssp. hamiltonii, Rolla campsite, april 2019 (Lieven De Temmerman)
Net toen ik aan mijn avondmaal was begonnen, kwam een koppeltje Kalij Pheasant langs. Heel rustig, op een twintigtal meter van mij, waren ze in de regen zaadjes aan het eten en leken op zoek naar een slaapplek voor de nacht. Ik had Kalij al gezien in Corbett en Arunachal Pradesh, maar de ondersoorten vertonen grote verschillen. Kalij heeft in ieder geval een taxonomie waarvan het laatste nog niet is gezegd en geweten.
De volgende morgen had ik heel vroeg de wekker gezet, maar het geluid van harde regen op de tent noopte tot de annulering van een poging om Cheer Pheasant te zien. Er waren geen trails op de steile grazige hellingen en bij dit weer was het dus levensgevaarlijk. De ochtend beloofde een beetje verloren te gaan, maar rond een uur of 8 kwam dan toch de zon door de wolken.
Rolla campsite, begin mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Dit bood toch nog perspectief. Behalve veel van de usual suspects zag ik nog Himalayan Prinia, Mrs. Gould’s Sunbird, en massaal veel Dark-sided Flycatchers. Die laatste had ik niet op de heenweg, ze moesten net zijn toegekomen uit de overwinteringsgebieden. Ik had ook de beste waarneming tot nu van Striated Laughingthrush. Een algemene en opvallende laughingthrush in de Himalaya van Himachal Pradesh tot aan Yunnan, maar dan eentje met heel veel karakter en altijd een plezier om goed te zien. White-capped Redstart bleef zowat de algemeenste soort van de vallei.
Striated Laughingthrush Grammatoptila striata, nabij Rolla, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Eenmaal in de homestay in Gushaini kwam de eerste douche in drie dagen. Er was nog even tijd in de namiddag om ‘iets’ te doen, en gezien de Little Forktail spoorloos bleef aan de homestay, suggereerde Ankit om het een eindje verderop aan een watervalletje te proberen. Daar zaten ze volgens hem ‘gegarandeerd’. Door de jaren heen had ik zulke garantiegevallen met een grote korrel zout leren nemen. Die korrel zout leek hier goed van pas te komen. Het liep vol dagjesmensen aan de waterval, met als enig doel in het leven om zoveel mogelijk selfies te nemen exact waar de forktail zich zou moeten bevinden.
Chhoie Waterfall, nabij Gushaini, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
In de late namiddag was de zon weg en hielden de dagjesmensen het voor bekeken. Het was tijd voor de forktail om ergens van onder een steen te kruipen. Geen excuses meer. En warempel, daar was hij plots, halverwege de waterval op een steile natte rotswand waarop je geen vogel zou vermoeden. Het was ook gelijk mijn laatste nieuwe soort forktail! Let vooral ook op de bleke pootjes. Een beetje de Yellow-headed Picathartes van de Himalaya!
Little Forktail Enicurus scouleri, Chhoie Waterfall, nabij Gushaini, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Die avond had het feest kunnen zijn in de homestay, maar helaas was er niet gerekend dat ik reeds terug uit het park zou zijn teruggekeerd. Bijgevolg was er geen kamertje meer vrij, en moest ik wat verzinnen voor wat komen zou: Ik had nog één volle dag in Gushaini, vervolgens een nachtbus naar Delhi, een dag in Sultanpur (waar het park achteraf gesloten bleek) en tot slot een nachtvlucht. Normale mensen rusten dan een beetje uit om te anticiperen op twee dagen en nachten reizen zonder bed, maar boven Gushaini ligt een piepklein dorpje, Nadhar, volledig omgeven door steile grazige hellingen. Nadhar gaf de beste (tweede) kans op Cheer Pheasant als kers op de tragopantaart (tenzij Himalayan Quail de tragopan nog zou verdringen als bird-of-the-trip). Concreet moest ik, na een nacht in een zeer basic homestay, alweer op rond een uur of 4. Eerst hielp een vooraf geregelde taxi hoogtemeters winnen van Gushaini naar Tindar (mijn eerste keer op Tindar!) en van daaruit liep een pad richting Nadhar. Het pad liep vrij parallel langs hellingen van 70-80 graden. Een misstap in het donker (en uiteraard ook in het licht!) kon fataal zijn.
Pad naar Nadhar vanuit Tindar. Best rechts blijven, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Het was aardedonker en we naderden Nadhar toen plots een Cheer Pheasant onder ons riep. Geconcentreerd scande ik met de zaklamp de helling af. Twee oogjes lichtten op. Hadden fazanten tapeta lucida? Was ik nu fazanten aan het spotlighten? Het bleek een Himalayan Fox te zijn. Leuk op ieder ander moment, nu was ik vooral bang dat hij mijn fazant zou oppeuzelen! We wachtten nog even maar het bleef stil. Prattap gebood mij nog wat verder in de richting van Nadhar te lopen. Niet veel later werd het goed licht. De hellingen aan de overkant waren goed te scannen. Alleen hoorden we al even niets meer. Ik speelde het geluid af en een echo weerklonk alsof er tientallen Cheer Pheasants zaten. Plots weerklonk een luide roep, gevolgd door tientallen echo's. De fazant zat relatief dichtbij, maar we bevonden ons in een echokamer en het geluid was moeilijk te lokaliseren.
Bovendien waren de hellingen immens, en een langzaam bewegende Cheer Pheasant gaat heel goed op in de omgeving. Gezien ik geen telescoop had meegebracht en Prattap geen geld heeft voor een verrekijker, was ik volledig op mijzelf aangewezen om de hellingen af te scannen. Op zulke momenten voel je toch even de druk om het helemaal alleen te moeten klaren, en de gedachte dat je die fazant ook gewoon kan missen, ook al zit hij vlak voor jouw neus. Wonderen gebeuren echter af en toe, want na nog geen 10 minuten scannen had ik zowaar een paartje in beeld, rustig foeragerend op de helling tegenover ons! Ik was al helemaal blij met de waarneming, maar Prattap gebaarde mij hem te volgen. Kundig liep hij voor mij het pad af, recht een helling op van wel 70-80 graden. Eén misstap, en de kans was groot dat ze de brokstukken uit het ravijn zouden moeten samenrapen. Tot op het laatste moment zagen we niets, en zat ik mij vooral af te vragen hoe ik (of Prattap) dit zou moeten uitleggen aan mijn vrouw en kinderen, mocht ik van de berg rollen.
De fazanten zaten ergens boven ons, maar het was dusdanig steil dat ze aan het zicht onttrokken waren. Maar net dat betekende dat we heel dichtbij konden komen. Toen we heel dichtbij moesten zijn, stak Prattap voorzichtig zijn hoofd boven het spreekwoordelijke maaiveld. Zijn hoofd ging onmiddellijk weer omlaag, hij keek mij doordringend aan, en fluisterde dat ze vlakbij zaten. Ik kroop iets hoger, en strekte langzaam mijn knieën. Daar stond ik dan, bibberend van de inspanning en de hoogte, op een helling die geen misstap toeliet. Ik strekte me uit en plots had ik een koppel nietsvermoedende Cheer Pheasants in beeld. Even slikken en de adem inhouden. Het licht was niet te best, maar ik drukte af zoveel ik kon. Het mannetje had mij als eerste in de gaten. Het vrouwtje volgde niet veel later. Enkele keren afdrukken, en ze wandelden gedecideerd hogerop.
Cheer Pheasant Catreus wallichii, nabij Nadhar, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Na de spreekwoordelijke high fives en een blik op de vallei dartelde Prattap als een volleerde berggeit terug de helling af op zoek naar de trail. Ik volgde behoedzaam, met een camera aan mijn schouder bungelend had ik net iets minder evenwicht. Onderweg zaten tientallen Upland Pipits, een mooi mannetje Siberian Stonechat en een Blue-capped Rock Thrush.
Prattap op wandel bij Nadhar, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Maar ondanks de steile hellingen en bijhorende stress was ik toch vooral heel blij. De extase werd versterkt door het adembenemende uitzicht.
Uw ondergetekende op de plek waar 10 minuten eerder een koppel Cheer Pheasant zat, mei 2019 (Lieven De Temmerman)
Na vijf dagen in de westelijke Himalaya had ik in een beperkte lijst van 100 soorten zowaar 8 soorten fazanten en patrijzen, 8 phylloscopus-zangertjes, 4 laughingthrushes en 17 muscicapidae/vliegenvangers. Western Tragopan in levenden lijve zien was één van de beste natuurbelevenissen ooit en hij staat zonder twijfel in mijn top 5 van beste vogelsoorten. Cheer Pheasant was een onverhoopte bonus. Bovenal had ik een uitstekend team onder leiding van Prattap, perfecte omkadering, lekker eten en het meest grandioze landschap dat je je kan voorstellen. Het kost een cent (belangrijk voor een laaglander!), maar zoals zo vaak zijn de kosten snel vergeten, in tegenstelling tot de blijvende herinneringen.
Kortom, een aanrader.
Lieven De Temmerman